Phenotyping kan gedefinieerd worden als: G + E = P. Dit betekent, het ‘phenotype’ (P) van een organisme (in dit geval een plant) is het resultaat van het genotype (G), de fysiologische eigenschappen van een plant en de omgeving waarin het groeit. Phenotyping is dus het onderzoek van de effecten van de combinatie van deze factoren. In deze vereenvoudigde definitie kan het antwoord op de boven gestelde vraag gevonden worden.
Namelijk: door high-throughput phenotyping toe te passen, kunnen onderzoekers de fysiologische eigenschappen van planten ten opzichte van de omgeving onderzoeken. Zo worden factoren als stress resistentie, groei, ontwikkeling, opbrengst en de algemene fysiologie onderzocht. Zodoende, door volledige controle te hebben over de omgeving van de planten, kunnen onderzoekers exact vaststellen hoe eigenschappen van de plant worden beïnvloed door het veranderen van een bepaalde parameter. Voorbeelden hiervan zijn het toevoegen van zout aan water en het vergelijken van de hoeveelheid toegediend water. Op deze manier kunnen onderzoekers op een non-destructieve manier op grote schaal een breed scala aan informatie verzamelen. Enkele voorbeelden van de imaging technieken zijn: VIS (RGB), PSII, Hysperspectral imaging, LiDAR en NIR.
Deze data kan worden geanalyseerd worden met speciaal ontwikkelde software. Op deze manier kunnen gebruikers de enorme datasets gebruiken om cruciale inzichten te verschaffen over de groeiprocessen van planten.
Lees meer over high-throughput phenotyping en de mogelijke toepassingen op jouw bedrijfsvoering.